Baby Storm overleden ondanks hulp instanties: hoe kan dat?

LELYSTAD • Zo 9 juni 2024 | 10:00 • Zondag 9 juni 2024 | 10:00

Het gezin van de om het leven gekomen baby Storm in de wijk Horst in Lelystad kreeg volgens buurtbewoners hulp van Veilig Thuis en de interventie-organisatie Within the Family. Dat roept de vraag op hoe het heeft kunnen gebeuren dat een jongetje van vijf maanden in huis sterft? Heeft de hulpverlening dan niet genoeg gedaan?

De vergelijking met het drama in Vlaardingen, waarbij een pleegkind zwaargewond in een ziekenhuis terechtkwam omdat de hulpverlening faalde, is snel gemaakt. Maar is dat terecht? Hulpverlening kan bijzonder complex zijn en ieder geval vraagt een eigen aanpak. Het is allemaal niet zo simpel, stelt Annemiek Harder, hoogleraar Jeugdzorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Onveilige thuissituatie
Als het kind niet veilig thuis is omdat een ouder kampt met bijvoorbeeld drank- of drugsproblemen, dan kan je hulp inschakelen. Dat kan je zelf doen, maar ook de omgeving kan dat doen via de gemeente of een zorginstelling.

Als er een melding is gedaan bij Veilig Thuis Flevoland, voert deze organisatie een veiligheidsbeoordeling uit. Medewerkers gaan kijken of de situatie thuis onveilig is en wat er moet gebeuren om het weer veilig te maken. Daar wordt dan meestal een hulpverlener voor ingeschakeld.

'Je wilt voorkomen dat er een onnodige melding wordt gedaan.'

— Annemiek Harder, hoogleraar

Volgens Annemiek Harder is er een aantal stappen die een hulpverlener moet nemen als er vermoedens zijn van een onveilige situatie: "Je kijkt eerst of er signalen zijn die de zorgen bevestigen, tegelijkertijd kijk je ook naar signalen die dat weerspreken. Je wilt naar beide kanten kijken en voorkomen dat er een onnodige melding wordt gedaan."

"De volgende stap is overleg met een collega. Daarna ga je in gesprek met de ouders en als het kan ook met het kind, zodat je ook hun verhaal goed in beeld brengt. Ten slotte ga je alles afwegen en de resultaten met een andere deskundige bespreken. Is er een grote kans op onveiligheid of schade voor het kind, dan moet er worden opgeschaald."

De belangrijkste vraag is of er iemand thuis direct gevaar loopt. De hulpverlener kijkt eerst naar wat er nu opgelost kan worden samen met familieleden en bekenden.

Even ergens anders wonen
Vaak is het al voldoende als er hulp aan huis komt. Maar soms is het beter als een kind een tijdje ergens anders gaat wonen. Dat heet crisisplaatsing. Dat gebeurt alleen in uiterste nood en is bij voorkeur tijdelijk. Hulpverleners willen het liefst dat ouders en kinderen bij elkaar blijven.

'Mensen hebben soms wantrouwen naar de hulpverleners'

— Annemiek Harder, hoogleraar

Mocht het desondanks toch nodig zijn wordt eerst gekeken of het kind bij familie of bekenden terechtkan. Als dat niet lukt, dan wordt het kind in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis geplaatst. Zo'n besluit wordt niet licht genomen en maakt de hulpverlener ook niet alleen.

Vastleggen en verantwoorden
Dat gebeurt samen met een gedragswetenschapper. En soms ook met instanties als GGZ en de Raad voor Kinderbescherming. Verder moet de hulpverlener alles wat wordt besloten schriftelijk vastleggen en verantwoorden.

Maar het lukt niet altijd om de problemen thuis op te lossen. "Dat is best ingewikkeld soms", zegt Harder. "Je werkt met kwetsbare mensen die soms wantrouwen hebben naar hulpverleners toe. Je bent toch afhankelijk wat een kind of ouder je vertelt. Een kind heeft soms een grote loyaliteit naar (pleeg-)ouders en zal niet alles durven te vertellen."

Hulpverlening onder druk
Jaarlijks verschijnen in de media gezinsdrama's waarbij jeugdzorg betrokken was, maar waar het toch misgaat. Onlangs nog met het meisje in Vlaardingen dat bij een pleeggezin een veilig huis zou moeten vinden, maar mishandeld werd. Waarom gaat dit fout en kan het voorkomen worden?

'De uitwisseling van informatie gaat wel eens mis.'

— Annemiek Harding, hoogleraar

De jeugdhulpverlening staat volgens Harder onder druk. Veel hulpverleners hebben meerdere kinderen die ze moeten volgen. Eigenlijk hebben ze te veel dossiers en te weinig tijd om ze goed te volgen. Daarnaast zijn er onder gezinsvoogden veel wisselingen. Daardoor mis je als hulpverlener vaak informatie over het gezin, zegt de hoogleraar.

Ook spelen er vaak meerdere complexe problemen binnen een gezin, waardoor er ook meerdere partijen betrokken zijn bij de hulpverlening. "Al deze partijen moeten informatie met elkaar uitwisselen, maar dat gaat weleens mis. Zeker als er ook nog verloop is onder de hulpverleners", aldus Harder. Het zou volgens haar al enorm helpen als tenminste één persoon langdurig betrokken is bij een gezin, en dat ook goed leert kennen.

Verantwoording
Dit artikel is gebaseerd op richtlijnen van de jeugdhulp van het Nederlands Jeugdinstituut en Veilig Thuis Flevoland en een interview met Annemiek Harder, hoogleraar Jeugdzorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

WhatsApp ons!
Heb jij een tip of verbetering? Stuur de redactie van Omroep Flevoland een bericht op 0320 28 5050 of stuur een mail: rtv@omroepflevoland.nl!

Deel artikel